Afwijkende Mondgewoonten

Afwijkende mondgewoonten zorgen ervoor dat de spieren in en om de mond niet meer in balans zijn. Dit kan leiden tot een afwijkende ontwikkeling van het gebit.

Zuiggewoonten

Duimen is, samen met speenzuigen, misschien wel de bekendste vorm van een afwijkende mondgewoonte. Maar naast het zuigen op een duim of een speen zijn er ook kinderen die op vingers, een doekje, lippen of zelfs op hun tong zuigen.

Tot het eerste levensjaar hebben kinderen een zuigbehoefte en is het niet erg om ze bijvoorbeeld een speen te geven. Na het eerste levensjaar wordt het zuigen een gewoonte. Het is dan goed uw kind zo snel mogelijk te laten stoppen met duimen, speengebruik of een andere zuiggewoonte.

Gevolgen voor het gebit

Door druk van de duim kunnen tanden scheef gaan staan en kunnen de bovenkaak en het gehemelte vervormen. Daarnaast drukt de duim (en dit geldt ook voor een speen of vingers) de tong naar beneden. Hierdoor wordt een lage tongligging gewoonte en wordt er vaak ook met de tong tegen of tussen de tanden geslikt. Als gevolg hiervan ontstaat vaak een open-  of overbeet. Kinderen die duimen hebben vaak ook een smalle bovenkaak. Bovenkaken verbreden door druk van de tong, maar bij een lage tongligging ontbreekt deze druk, waardoor de bovenkaak onvoldoende ontwikkelt.

Wanneer de duim, vinger of speen na het in slaap vallen uit de mond glijdt, blijft de mond vaak openstaan. Zo kan ademen door de mond een gewoonte worden. Door het open mondgedrag worden lip- en kauwspieren slapper. De lippen geven geen tegendruk meer, terwijl de tong juist meer tegen de tanden perst. Hierdoor kunnen tanden scheef gaan staan.

 

Bijtgewoonten

Bijtgewoonten, zoals nagelbijten, klemmen en knarsen kunnen ervoor zorgen dat de spieren rondom het kaakgewricht overbelast raken. Dit kan leiden tot kaakgewrichtsproblemen. Ook kunnen bijtgewoonten effect hebben op andere spieren in het mondgebied. Zo werkt nagelbijten een lage tongligging in de hand.

Bijtgewoonten zorgen bovendien voor slijtage van de tanden.

Mondademen

Mondademen is niet alleen slecht voor je gebit, maar heeft gevolgen voor je hele gezondheid. Mondademen is misschien wel één van de meest onderschatte veroorzakers van verschillende gezondheidsproblemen.

Scheve tanden

Mondademen of open mondgedrag zorgt in veel gevallen voor scheve tanden. Op de momenten dat je niet eet of praat, heb je normaal gesproken je tong licht aangezogen tegen je gehemelte. Door druk van de tong tegen je gehemelte wordt je bovenkaak op een natuurlijke manier breder.  Maar als je door je mond ademt, ligt je tong laag in je mond en verbreedt je bovenkaak te weinig, waardoor er ruimtegebrek kan ontstaan. Dat zorgt voor scheve tanden.

Een tong die laag in de mond ligt, komt meestal ook tegen tanden aan in rust en tijdens het slikken. Ook dit kan zorgen voor scheve tanden.

Gesloten lippen beschermen tanden en ze geven een lichte druk op de tanden. Als lippen te weinig sluiten, worden ze slapper en is er minder druk. Samen met een tong die tegen tanden drukt, kan dit ervoor zorgen dat tanden naar voren gaan staan.

Keel-, Neus-, en Oorproblemen (KNO)

Je neus verwarmt en bevochtigt de ingeademde lucht. Bovendien werkt je neus als een filter. Als je niet door je neus ademt, komen bacteriën rechtstreeks in je keel en luchtwegen.  Ook kan slijm zich ophopen in je neus, wat ervoor zorgt dat je neus dicht gaat zitten. Het ophopende slijm is een voedingsbron voor bacteriën van waaruit allerlei ontstekingen kunnen ontstaan, zoals neusslijmvliesontsteking, kaakholte ontstekingen en vergrote amandelen.

Kinderen die door hun mond ademen zijn over het algemeen veel vaker verkouden.
De buis van Eustachius verbindt de keel-neusholte met het middenoor. Slikken, gapen, kauwen en spreken zorgt ervoor dat de spieren rond de buis van Eustachius kunnen aan- en ontspannen. Hierdoor kan het met lucht gevulde middenoor worden voorzien van verse lucht. Tegelijkertijd wordt zo middenoorslijm afgevoerd.
Als je door je mond ademt, is je mond droger en hoef je minder vaak te slikken. Dit zorgt voor minder ontluchting van het middenoor, waardoor vocht zich kan ophopen. Ook vergrote amandelen kunnen de buis van Eustachius verstoppen.
Kinderen die door hun mond ademen hebben daarom vaker last van oorpijn, oorontstekingen en periodes waarin ze minder horen.

Gaatjes

Speeksel heeft een reinigende werking op je tanden, kiezen en het mondslijmvlies. Daarnaast remt speeksel de werking en de groei van bacteriën en schimmels in je mond, waardoor mondinfectie wordt voorkomen. Als je door je mond ademt, is je mond droger en heb je dus minder speeksel. Ook verandert de zuurtegraad van je speeksel als je minder slikt. Hierdoor vermindert de beschermende werking van speeksel en heb je meer kans op gaatjes. De verhoogde zuurgraad en het toegenomen aantal bacteriën kunnen ook leiden tot ontstoken tandvlees en een vieze geur uit je mond.

Gezichtsontwikkeling

Kinderen die door hun mond ademen ontwikkelen vaak een langer gezicht. Doordat hun mond vaak open hangt, groeien de onder- en bovenkaak onvoldoende naar voren en in de breedte uit. Ze hebben geen duidelijk zichtbare jukbeenderen en hun neus is vaak wat gebogen door de naar achter liggende onder- en bovenkaak. Kinderen die door hun mond ademen zien er vermoeid uit.  Je ziet dat hun ogen wat hangen en vaak hebben ze donkere kringen onder hun ogen.

Mondademen heeft ook effect op de ontwikkeling van de bovenste luchtweg. Doordat de onder- en bovenkaak meer naar achter liggen, wordt de luchtweg smaller.

Sleep Disordered Breathing (SDB)

Sleep Disordered Breathing is een verstoorde ademhaling tijdens slapen. Kinderen die door hun mond ademen hebben vaak een smallere luchtweg. Als deze kinderen dan ook nog met open mond slapen, waarbij de tong naar achter valt, zorgt dit voor een belemmering van de luchtweg. Kinderen met open mondgedrag snurken daardoor vaker. Ook kan een vergrote keel- en of neusamandel de luchtweg blokkeren.

Als de ademhaling hierbij tijdelijk sterk vermindert of zelfs even stopt, is er sprake van Obstructief Slaapapneusyndroom (OSAS).

Kinderen met SDB  kunnen last hebben van:
  • frequent snurken of zwaar ademen
  • stokkende ademhaling of stoppen met ademhalen tijdens slapen
  • onrustig slapen
  • gedrags- of concentratieproblemen of slaperigheid overdag
  • abnormale slaaphouding (hoofd naar achteren gebogen)
  • overmatig transpireren
  • bedplassen (opnieuw)
  • ochtendhoofdpijn

Een snurkend kind is misschien schattig, maar niet zo onschuldig als het lijkt. Kinderen met SDB hebben chronisch slaap tekort. Ook kunnen er zuurstofdalingen zijn. Als SDB niet gediagnosticeerd en behandeld wordt, kan dit in ernstige gevallen leiden tot verminderde groei en ontwikkeling, slechte schoolprestaties en gedragsproblemen.

Afwijkende tongpositie

Tijdens slikken

Afwijkende mondgewoonten zoals duimen, speenzuigen en open mondgedrag hebben vaak een afwijkende slik tot gevolg.

Normaal gesproken is de tong bij het slikken aangezogen tegen het gehemelte. Er is daarbij geen spanning rondom de lippen te zien.

Bij een afwijkende slik, drukt de tong tijdens het slikken tegen of tussen de tanden.   Dat kan met het puntje van de tong, maar ook met een zijkant of beide zijkanten. Bij een afwijkende slik zie je vaak dat lippen op elkaar worden geperst en zie je soms zelfs spanning in het hele gezicht.

Gemiddeld slikken we zo’n 1500 tot 2000 keer per 24 uur. Bij een afwijkende slik betekent dat er dus 1500 tot 2000 keer met behoorlijke kracht tegen de tanden wordt gedrukt. Dit zorgt voor open beten en overbeten; scheve tanden dus.

 

In rust

Kinderen met afwijkende mondgewoonten hebben vrijwel altijd hun tong laag in de mond liggen als ze niet eten, drinken of praten. Hierbij ligt de tong dan vaak tegen of tussen de tanden. Ook dit kan zorgen voor scheve tanden. Daarnaast kan het zorgen voor een te smalle bovenkaak, omdat een bovenkaak normaal gesproken verbreedt door druk van de tong. Als een tong altijd laag in de mond ligt, is er geen druk van de tong tegen het gehemelte en blijft de bovenkaak te smal ten opzichte van de onderkaak. Door de smalle bovenkaak is er dan vaak te weinig ruimte als de blijvende tanden doorkomen, waardoor deze scheef gaan staan.